De grote engelwortel (Angelica archangelica) is een plant uit de schermbloemenfamilie (Umbelliferae of Apiaceae). De plant wordt ook wel aartsengelwortel genoemd. Het is een plant van natte, zeer voedselrijke grond aan waterkanten (onder meer bij het IJsselmeer), rivieroevers en in grienden. De grote engelwortel wordt ook gekweekt in tuinen.
Het is een twee- tot vierjarige soort, die afsterft zodra ze zaad heeft voortgebracht. De wortelstok is fijngeringd en raapvormig, hij is sterk gegroefd en bezet met resten van de wortelbladeren. De wortel is dik, meestal rond de 7 mm dik, en vlezig, uitwendig groen en inwendig wit. De wortel bevat een geel melksap. De met merg gevulde, onderaan zeer dikke stengels hebben een open middenkanaal en worden tot 2,5 m hoog. De stengel is fijn gegroefd, kaal en van boven vertakt.
De plant is vanouds beroemd om zijn geneeskrachtige eigenschappen en wordt plaatselijk nog gekweekt van Midden-Duitsland tot in Toerkestan (zie: toepassingen van Angelica). Uit de zaden en de wortels wordt een zoetgeurende olie geperst, angelica-olie, die wordt gebruikt in de cosmetische industrie, in likeurstokerijen en bakkerijen. Zelfs de stengels en bladstelen worden om hun zoete, geurige smaak gekonfijt. De plant wordt ook gebruikt als toekruid
(https://nl.wikipedia.org/wiki/Grote...)
Engelwortel werd in de Middeleeuwen, rond 1450, gebruikt om een medicijn tegen de gevreesde pest te maken. De plant kwam destijds alleen in het noorden van Europa voor en was bij de Romeinen onbekend. De plant zou in een visioen verschenen zijn maar men weet niet zeker welke engel het was en wie het visioen kreeg. De engel zou gezegd hebben dat je de wortel van die plant kan gebruiken om van de pest te genezen of om deze ziekte te voorkomen. (http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/)
De engelwortel (Angelica archangelica en Angelica sylvestris) is een tweejarige plant (die zich soms als een kortlevende vaste plant gedraagt). Hij groeit in het wild op vochtige, iets zure leemgrond, maar in de tuin floreert hij op elke goede tuingrond, en zaait zich daar ook vlot uit.
- Dit kruid wordt al sinds de oudheid geprezen om haar verdienstelijke eigenschappen. Ze versterkt het hart, stimuleert de bloedsomloop en het immuunsysteem in het algemeen. Zij wordt in Europa al sinds eeuwen gebruikt bij bronchiale aandoeningen, verkoudheid, hoesten, indigestie, gasvorming en om de eetlust te bevorderen.
- De Chinezen verbouwen minstens 10 verschillende soorten vanwege de stimulerende eigenschappen met betrekking tot vruchtbaarheid, het versterken van de geest en om vrouwenkwalen in het algemeen te behandelen.
- In de ’British Herbal Pharmacopoeia’ wordt het genoemd als middel dat speciaal geschikt is bij bronchitis die samengaat met deficiëntie van de bloedvaten.
- Paracelsus vond het één van de belangrijkste geneeskruiden. Hij gebruikte het voornamelijk bij indigestie en winderigheid. Ook gebruikte hij het tegen de pest, lepra en andere epidemieën (vermoedt wordt dat het wel preventief werkte, maar het genas deze ziekten niet). Uitwendig werd het gebruikt bij jicht en reuma.
- Volgens Culpeper bevordert grote engelwortel de spijsvertering en helpt ze na overdadig eten. Het brengt de menstruatie weer op gang en drijft de nageboorte uit.
Tegenwoordig wordt engelwortel voornamelijk gebruikt bij slechte eetlust, anorexia nervosa, spijsverteringsproblemen, maag- en darmkrampen, misselijkheid, opgeblazen gevoel en winderigheid. (http://ecolonie.org/eco/nl/meewerke...)
Men gebruikt dan de tinctuur of een afkooksel.
De reden dat engelwortel gewrichtsproblemen tegen gaat is dat het lichaam beter in staat is om te urineren waardoor er stoffen die gewrichtsproblemen veroorzaken sneller en effectiever het lichaam kunnen verlaten. Engelwortel helpt het lichaam om te ontgiften. (http://mens-en-gezondheid.infonu.nl...)
De engelwortel wordt culinair gebruikt op talrijke manieren: het blad wordt wel als spinazie gekookt, en smaakt enigszins bitter. De fijngehakte stengels worden met rabarbermoes meegekookt en zouden die een wat muskusachtige smaak geven. De jonge stengels worden soms gekookt, maar vaker geconfijt.
De zaden worden wel eens ter vervanging van jeneverbessen gebruikt bij de inmaak en uit de wortel wordt een likeur bereid. Medicinaal wordt de engelwortel momenteel vooral toegepast bij menopausale en premenstruele syndromen, allergieën en spasmen van de gladde spieren.