Kruiden

Chuchuhuasi (Maytenus macrocarpa) komt oorspronkelijk uit het Amazone regenwoud. Het is een enorme boom, die wel 30 meter hoog kan worden. De bast van de boom is het meest interessant en wordt gebruikt als een traditioneel medicijn bij de behandeling van pijn en ontstekingen, maar ook om de vitaliteit van de gebruiker te verbeteren.

Citroenmelisse (Melissa officinalis) is een vaste plant die tot de lipbloemenfamilie (Lamiaceae) behoort. De plant ruikt naar citroen. De plant groeit voornamelijk in Zuid-Europa, maar is in meer gematigde streken als Nederland en België eenvoudig te vermeerderen aangezien de plant 's winters door middel van wortelstokken voortleeft. Het geurige citroenmelisse is in menig tuin te vinden. Het is een overblijvend kruid van 30 tot 80 cm. hoog. Het heeft sterk vertakte stengels met gesteelde, eironde bladeren met gezaagde bladrand.

Clavo huasca (Tynnanthus panurensis) betekent letterlijk: kruidnagelstruik, een naam die ze te danken heeft aan de sterke geur van de stam en bladeren die inderdaad op die van kruidnagel lijkt. Het is een grote, houtachtige struik die zich bevindt in het Amazonewoud en in andere delen van tropisch Zuid-Amerika. In Peru wordt Clavo huasca traditioneel bereid door de bast te macereren in alcohol; meestal de lokale rum van suikerriet genaamd aguardiente. Het staat erom bekend verlichting te bieden bij reuma, een seksueel stimulerende werking te hebben en ook kiespijn te verzachten.

Fenegriek (Trigonella foenum-graecum) is een plant uit de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae). De plant wordt ook wel foenegriek of 'Grieks hooi' genoemd. De plant wordt toegepast als keukenkruid. Het komt oorspronkelijk uit Mesopotamië en was reeds in de oudheid bekend in het Middellandse Zeegebied. Tegenwoordig wordt fenegriek ook geteeld in Centraal-Azië. Van fenegriek worden de zaden en de bladeren gebruikt in de keuken. Deze worden zowel gedroogd als vers gebruikt. Ze hebben een kruidige, bittere smaak en ruiken licht naar vers hooi.

Damiana (Turnera diffusa), ook wel pastoorskruidblad is het bovengrondse deel van de plant (Turnera diffusa) die groeit van Argentinië tot Zuid-Californië. Damiana kruid (Turnera diffusa) bestaat uit gedroogde blaadjes van een struik die voorkomt in de tropische gebieden van Amerika. De Azteken gebruikten damiana tegen impotentie. De Maya's gebruikten het als genotmiddel en andere indianenstammen zagen het als een geneeskrachtige plant en maakten er thee van. Het is dus een kruid met veel kwaliteiten en mogelijke toepassingen.

De bladeren van duizendblad zijn fijn vertakt, zodat ze uit “duizend” deelblaadjes lijken te bestaan. De witte, soms ietwat rozige bloemen verschijnen van mei tot oktober. Ze staan in een dichte, schermvormige tros en elk bloempje heeft vijf blaadjes. In het voorjaar vindt men het duizendblad in dichte pollen in de bermen en op droog grasland. In de loop van de maand mei schiet het uit tot ca. 45 cm. hoog. Duizendblad is goed bestand tegen uitlaatgassen en komt dan ook vaak voor in bermen.

De grote engelwortel (Angelica archangelica) is een plant uit de schermbloemenfamilie (Umbelliferae of Apiaceae). De plant wordt ook wel aartsengelwortel genoemd. Het is een plant van natte, zeer voedselrijke grond aan waterkanten (onder meer bij het IJsselmeer), rivieroevers en in grienden. De grote engelwortel wordt ook gekweekt in tuinen.

Epimedium is een geslacht van ongeveer 25 soorten kruidachtige planten uit de berberisfamilie (Berberidaceae). In het Nederlands worden ze ook aangeduid als Elfenbloem.

De planten komen van nature voor in Zuid-Europa en Midden-, Zuid en Oost-Azië. Epimedium-soorten zijn taaie overblijvende planten. Ze hebben 'spinachtige' bloemen met vier kroonbladen in het voorjaar of de vroege zomer.

Eucalyptus is een geslacht uit de mirtefamilie (Myrtaceae). De planten komen van oorsprong voor in Australië en aangrenzende gebieden.

Afhankelijk van de omschrijving van het geslacht (zie ook Corymbia) wisselt ook het aantal soorten. In de ruime zin zijn er meer dan 600 verschillende soorten. In hun oorsprongsgebied vormen ze de overheersende loofbomen.

De wilde gagel (Myrica gale) is een bladverliezende struik die behoort tot de gagelfamilie (Myricaceae). Hij komt voor op natte, zure, venige grond op heidevelden, in moerasbossen en laagveenmoerassen. Ook vindt men de struik in de duinen. Hij vormt gagelstruwelen als er weinig concurrentie is van andere struiken of bomen. In België komt hij bijna uitsluitend voor in de Kempen.

Pagina's

Abonneren op Kruiden